maandag 31 januari 2011

10 JAAR EUROZONE

Europa, of preciezer: de Europese Unie, een gebied groter dan India, met 27 lidstaten die de parlementaire democratie omhelzen en een gemeenschappelijk handelsbeleid vormen. Een Europees parlement en een eigen grondwet. Een Unie van bijna een half miljard inwoners, die de vrijheid van reizen, wonen en werken binnen het gebied genieten.
Dat vertelt de informatiedienst van de EU ons. Klopt dit beeld?
Niet volledig.
De EU is er gekomen na de Tweede Wereldoorlog toen het duidelijk was dat de Verenigde Staten de wereldeconomie dicteerde. Dit was niet naar de zin van de Europese leiders. Zij zochten toenadering tot elkaar. Dat waren eerst Duitsland en Frankrijk. Niet toevallig: het probleem wie het meest mocht profiteren van het rijke industriële Elzasgebied, dat voorheen enige keren van eigenaar veranderd was, moest eens en voorgoed opgelost worden. Frankrijk stelde aldus Duitsland (West-Duitsland omdat de Sovjet-Unie het oostelijke deel had ingepalmd) voor om het gebied economisch gemeenschappelijk te maken. Vroeger aartsvijanden, nu vrienden uit noodzaak. Ze kregen ook Italië mee, Duitslands bondgenoot tijdens de Tweede Wereldoorlog, en de kleine landen België, Nederland en Luxemburg omdat hun economie nu eenmaal sterk afhankelijk was van de grote Europese spelers.
De bedoeling was, naar analogie met de Verenigde Staten, één grote vrije markt te vormen waarin de handel zonder veel overheidstussenkomst kon floreren, ten bate van de bankiers, industriëlen en fabrikanten.
Tot zover het begin van de successtory. Dat liep vrij goed, zelfs de introductie van de euro als eenheidsmunt in 2001 leek niet veel problemen op te leveren.
Wat het werken en leven in een lidstaat betrof, viel het wat tegen. In 1993 werd de grenscontrole tussen de lidstaten afgeschaft, zodat de inwoners zich gemakkelijker ergens anders konden vestigen. Er kwam inderdaad een volksverhuizing op gang, maar dat was hoofdzakelijk eenrichtingsverkeer vanuit de arme deelstaten. Gelukzoekers en lastige klanten gingen richting westen om van de rijkdom en sociale zekerheid te genieten. Ze mengden zich tussen de plaatselijke bevolking die er niet op zat te wachten en zorgden voor een nieuwe toevloed van werklozen, criminelen en OCMW-overlast, en versterkten het onveiligheidsgevoel. Mensen uit landen waar je vroeger nooit van gehoord had en die een taal spreken waar je geen knoop aan vast kunt maken, blijken plots je buren te zijn.
De zo geroemde vrijmaking van de energiemarkt blijkt niet aan te slaan. De meeste klanten blijven bij hun oude leverancier. De nieuwe gebruiken het goedkopere tarief als lokmiddel, maar de verschillen onderling zijn gering of verwarren de klanten.
Ook het vrije goederenverkeer blijkt een maat van niets. Oké, we krijgen nu consumptiegoederen in onze supermarkt waarvan we vroeger het bestaan niet wisten of die goedkoper zijn dan wat we gewend zijn. Maar dat geldt enkel voor goederen die voor de staatskas niet veel uitmaken. Als het gaat om, bijvoorbeeld, de auto, ziet de zaak er heel anders uit. Deze melkkoe moet angstvallig in eigen land blijven. De lidstaten kunnen geen invoerrechten meer aanrekenen, dus zorgen zeervoor dat de aankoop van auto's in het buitenland zoveel mogelijk red tape ondervindt om de klant te ontmoedigen. Dit geldt trouwens ook voor andere producten die elders goedkoper gekocht kunnen worden. Denken we aan verzekeringen en kredieten. Die kun je niet fiscaal aftrekken.
Tien jaar na de invoering van de euro zien we een heel wat minder florerend beeld dan wat de eurocraten ons willen doen geloven.
Om te beginnen hebben niet alle deelstaten de eenheidsmunt aanvaard. De zogenaamde eurozone bestaat uit 17 landen. 10 willen er (nog) niet van weten, waarvan Groot-Brittannië de meest opvallende is. Het is onwaarschijnlijk dat ze binnen korte termijn ook tot de zone zullen toetreden. De economische terugval waarin de zwakkere broers zitten is duidelijk het gevolg van de eenheidsmunt die de rijkere broers bevoordeelt. Er is geen monetaire truc meer voor deze landen, die anders hun eigen munt konden devalueren en daarmee sterke valuta konden binnenhalen. De euro is een slechte zaak voor een aantal Eurolanden.
Duitsland, de rijkste lidstaat, heeft een bruto nationaal product dat drie keren hoger is dan dat van Bulgarije of Roemenië. Dit is onoverbrugbaar. De rijke landen ondervinden daarvan de gevolgen van deze schrille ongelijkheid. Ze moeten proportioneel meer bijdragen tot de verdeling van de euro-uitgaven, waardoor er geen kans bestaat om een stabiel economisch beleid te voeren. Sinds 2001 is de algemene inflatie met 16% gegroeid.
Hoe zit het trouwens met onze kredietwaardigheid?
Die is ook erg ongelijkmatig verdeeld. De AAA-landen (financiëel sterk) zijn Nederland, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Luxemburg, Frankrijk. België zit in de groep met Spanje en Slovenië. Daarachter sukkelen Ierland, Estland, Slovakije, Portugal, Italië, Malta, Griekenland en Cyprus. We zitten dus in de middennoot. Niet iets om trots op te zijn.
Als we alle eurozonestaten globaliseren krijgen we dus 6 solvabele landen op 17 leden.
Dit terzijde: Europa moet trouwens niet zo hoog van zijn toren blazen als het om economisch succes gaat. Ze kunnen de Verenigde Staten en Japan nog altijd niet naar de kroon steken. Als deze toestand blijft aanhouden, zullen nog andere kandidaten zich aanmelden. We denken maar aan China, India en Brazilië.
De euro is geen internationaal succes. Voor de Verenigde Staten is het een curiositeit die geen indruk maakt. De waarde van de euro wordt kunstmatig hoog gehouden om de Europese export te steunen, maar tegelijkertijd blijft de euro sterk afhankelijk van de dollar. Dat zagen we tijdens de bankrecessie, toen Europa in allerijl zijn eigen financieringsmarkt moest steunen.
Wat er dankzij de eenmaking wel verbeterd is, zijn de controleorganen. De nationale politie, defensie en staatsveiligheid werken nauwer samen en wisselen sneller informatie over criminaliteit uit. Of dit een gunstige evolutie is, zal de toekomst uitwijzen. De tijd dat iemand, op de vlucht voor schuldeisers, een nieuw bestaan in een ander Europees land kon opbouwen, is definitief voorbij. Vluchten kan niet meer.
Ook met de democratie wordt door sommige lidstaten een loopje genomen. Ze willen wel aansluiten maar nemen het niet zo nauw met de regels. De mensenrechten zijn een heet hangijzer in Bulgarije, Roemenie, en Turkije. Albanië staat op de lijst van de nieuwe kandidaten, een land dat van oudsher een roversnest is.
Maar Europa trekt zich daar niets van aan. In zijn honger naar nog meer Lebensraum om met de Verenigde Staten te kunnen concurreren, heeft het haar oog laten vallen op landen als Oekraïne, IJsland, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland. De eerste stelregel om aanvaard te worden als lidstaat is dat het om een Europees land gaat. Als je dit lijstje bekijkt, heb je toch wel enige twijfels. Ik denk dat Marokko, dat afgewezen werd, toch wel Europeser is dan Azerbeidzjan, al is het maar omdat naar schatting vier miljoen ervan in Europa wonen, of spelen andere argumenten een rol? Schending van de mensenrechten misschien? Dan zou Frankrijk ook wel eens aan de oren getrokken mogen worden…
Of spelen oliebelangen een rol? Dat zal Rusland niet graag horen... Misschien krijgen de golfoorlogen nog een Europese nasleep.
De eurocraten die intussen tot 170.000 zijn aangegroeid, kunnen het allemaal niet meer aan. Daarom zoeken ze hun toevlucht tot gebods- en verbodsregels. De Unie doet denken aan China. Een door een almachtig staatsapparaat geleid land met een kapitalistische economie. Aan de ene kant gulle schenkingen en aan de andere kant een lawine van wetten, regels en verordeningen. Niemand kan er nog aan uit. Europa verstrandt in een star beleid dat uiteindelijk haar ondergang kan betekenen. Misschien moet het eens ten rade gaan bij China…

Geef je mening op het forum van de Hartenvreter.