dinsdag 19 april 2011

Koningshuis vs. Ministerraad

België blijft bestaan. Leve België! Vive la Belgique!

Maar hebben we daarvoor een koningshuis nodig? Kunnen we niet volstaan met een aantal ministers die met elkaar kunnen communiceren en een eenvormig beleid voeren?

Laten we eerst even de monarchie doorlichten. We maken tegelijk een vergelijking tussen de Nederlandse en de Belgische. Eerst de Nederlandse, want de Belgische behandelen we uitgebreider.

De Nederlandse monarchie
Sinds 1813 heeft Nederland een monarchie, dankzij Willem I die zijn macht kreeg door een soort van staatsgreep die door Engeland werd aangestuurd. Daarvoor was Nederland al 2 eeuwen een republiek.

Pro en contra monarchie in Nederland

De twee grootste politieke partijen zijn voor: VVD (liberalen) en CDA (christendemocraten). Ze maken het kabinet Rutten uit.
De oppositie is tegen: PvdA (socialistisch-progressief), D66 (linkse liberalen), PVV (nationalistisch), SP (centrumlinks) en Groen Links.
SP en Groen Links willen radicaal de republiek. Hun argumentatie is:
Het koningshuis is niet democratisch gekozen. Het bestaat op basis van erfopvolging.
Het is in strijd met de grondwet (art. 3: alle Nederlanders zijn op gelijke voet in open dienst benoembaar).
De belangrijkste taak van de monarch is het benomen van de informateur bij het samenstellen van een nieuw kabinet. Maar hiervoor moet ze gesprekken onderhouden met de voorzitters van beide kamers en met alle lijsttrekkers van de partijen.

De dotaties

In totaal krijgt het koningshuis 39 miljoen euro. Terwijl heel Nederland het begrotingstekort moet meefinancieren, blijven de dotaties op niveau.
Koningin Beatrix ontvangt jaarlijks 829.000 euro. Prins Willem Alexander en prinses Maxima elk 246.000 euro. Voor hun privé vluchten krijgen ze nog eens 305.000 euro. De minister-president krijgt 181.000 euro, terwijl hij het werk doet.
De rest van het budget gaat op naar functionele uitgaven (personeel, onderhoud paleizen, ceremoniële bezoeken, enz.). Het koningshuis hoeft geen BTW en belasting te betalen. Het koningshuis kost 2,50 euro per Nederlander.
Het kan niet afgezet worden, ook niet na bewezen schandalen, zoals smeergelden, overspel, buitenechtelijke kinderen, banden met de misdaad).

De Belgische monarchie
België werd 18 jaar later dan Nederland een soevereine natie, na twee eeuwen onder buitenlands juk. Nederland erkende die pas in 1839, nadat het onder de internationale druk moest aanvaarden dat de afscheiding een voldongen feit was. De eerste Belgische koning was een Duitser uit het geslacht Saksen-Coburg-Gotha, bekende leverancier van prinselijke kandidaten aan de Europese vorstenhuizen. De Belgen stelden als voorwaarde dat hij geen absolute monarch mocht zijn, indachtig de dreiging van een revolutie op zijn Frans, waarvan ze de excessen wilden vermijden. Hij zou dus niet de koning van België zijn, maar de koning van de Belgen, een nuance die de staatsstructuur veilig moest stellen. Zijn macht zou hierdoor met elke nieuwe troonsafstand verminderen terwijl die van de politieke partijen toenam.

In België zijn de dotaties als volgt (cijfers van 2010):

Koning Albert II: 10.600.000 euro
Koningin Fabiola: 1.462.000 euro
Prins Filip: 936.000 euro
Prinses Astrid: 324.000 euro
Prins Laurent: 312.000 euro
In deze bedragen zitten wel de functionele uitgaven. Het Belgische vorstenhuis kan dus soepeler (lees: naar eigen keus) met de dotaties omspringen dan het Nederlandse. Samen komt de toelage op 30 miljoen euro per jaar. In vergelijking met het Nederlandse: het koningshuis kost 3 euro per Belg. Dus 20 % meer dan de Nederlander moet ophoesten. De Belgische premier verdient 192.000 euro per jaar.

Dit zijn serieuze bedragen, in aanmerking genomen dat de koningshuizen niet veel meer doen dan hun grondwettelijke taken vervullen. Het grootste deel van hun tijd brengen ze door op hun vakantiedomeinen, hun jacht en in hun privévliegtuig. We weten trouwens niet wat ze met al dat geld doen. We hebben geen inzage in de boekhouding van de Civiele Lijst.

Laten we de kostprijs van onze monarchieën vergelijken met de lonen van actieve ministerpresidenten in constitutionele parlementaire democratieën:

euro
Nederland
België

per inwoner
x duurder
x duurder
Canada
0,0005
5.000
6.000
Verenigde Staten
0,0008
3.125
3.750
Japan
0,0015
1.667
2.000
Duitsland
0,004
625
750
Frankrijk
0,004
625
750
Verenigd Koninkrijk
0,004
625
750
Australië
0,0075
333
400
Ierland
0,067
37
45

Ten opzichte van de Canadese premiers is het Belgische koningshuis, dat bovendien minder taken en verantwoordelijkheden heeft, dus 6.000 keren duurder…
Een doorlichting van de dotaties van de Europese monarchieën vind je hier. Herman Matthijs is professor aan de VUB. Hij wordt ook vermeld in onze blog (lees de bijdrage over de DENKTANKS). Je moet wel eerst een hoop reclame doorworstelen, maar je krijgt nu eenmaal niets voor niets…

Hebben de monarchieën eigenlijk wel dotaties nodig?

Commentatoren leggen uit dat de koninklijke families zonder overheidssteun niet in staat zouden zijn de kosten voor veiligheid, onderhoud van paleizen en buitenlandse reizen te betalen. Maar is dat wel zo? We weten het niet, omdat het geheim rond het vermogen van de vorsten zo goed bewaard blijft. Niemand van hen is bereid te onthullen hoe het met zijn of haar fortuin gesteld is, licht Herman Matthijs toe.  Koning Albert II ‘zou’ een effectenportefeuille hebben die op 1 miljard euro wordt geschat, maar dit wordt door het paleis tegengesproken. Leopold II heeft enorme fortuinen opgebouwd met de exploitatie (zeg maar uitbuiting) van Belgisch Kongo. Waar zit dat geld? Mysteries…
Nederland: in de twee eeuwen dat de koninklijke familie Nederland regeert heeft ze een onvoorstelbaar fortuin vergaard. Het begon met Willem De Zwijger die met schatrijke adellijke dames trouwde. Olie, speculatie, onroerend goed, kunsthandel, slavenhandel en zelfs de verkoop van drugs zorgden ervoor dat koningin Beatrix en haar voorvaderen altijd tot de rijkste één procent van de bevolking hebben gehoord. Ze bezit aandelen in ABN-AMRO en Koninklijke Shell en was voorzitter van de Bilderberg conferenties (zie ook onze bijdrage over DENKTANKS).
Bepaald democratisch mogen we onze koninklijke regimes niet noemen…

De republikeinse staatsvorm

De republieken scoren het best qua financieel beheer. Dat is onder meer te wijten aan de openheid, de afwezigheid van fiscale voordelen, de bestaande publieke controle en het transparante begrotingssysteem.
En toch hecht de bevolking aan het koningshuis. De reden is antropologisch (zie de blogbijdrage DE LEIDER). Het volk (vooral dan de middenklasse en burgerij, die zichzelf al belangrijk genoeg vinden) heeft nood aan een symbool dat het menselijke overstijgt. Een symbool waarmee ze zich kan identificeren, waarvan ze de gebruiken en zeden kunnen imiteren. Daarvoor zijn we bereid om een familie op een gouden troontje te zetten. Het zit in onze menselijke aard dat we een wezen nodig hebben dat zich boven ons verheft. Idioliseren zit nu eenmaal in de mens. Rich and famous, de magische woorden voor het aan de aardkloot gekluisterde volk dat gretig de weekblaadjes afgraast en in drommen naar het paleis trekt om een glimp van hun vorstenhuis op te vangen.
Zelfs het feit dat de leden van het huis het soms niet zo ernstig nemen met hun taak en voorbeeldfunctie, nemen we erbij. Het getuigt dat ze nog menselijk zijn en dus niet onbereikbaar. Ze blijven rolmodellen. Kinderen dromen ervan prins en prinses te zijn. Het zijn eretitels. Prinselijk (weelderig) en prinsheerlijk (verwend) worden beschouwd als positieve begrippen. Zelfs prins carnaval is een eretitel.

Als het koningshuis wegvalt, zullen we dat pijnlijk vinden? Zal de antropologische structuur ineenstorten? Zullen we een nieuwe behoefte naar een rolmodel, een hoger wezen, willen creëren? Misschien een president met keizerlijke trekken?

Laten we eens de republiek der republieken bezien: de Verenigde Staten van Amerika.
De VSA heeft nooit een koningshuis gehad; dus kennen de Amerikanen de voor- en nadelen er niet van. Ze vinden het vooral een romantisch Europees gegeven (hoewel koningshuizen overal ter wereld voorkomen) en prinselijke huwelijken worden gretig gevolgd. Maar daarom willen de Amerikanen zelf geen monarchie. Dat druist in tegen hun gevoel voor democratie. In 1863, na de slag bij Gettysburg, het keerpunt van de Amerikaanse burgeroorlog, gaf president Abraham Lincoln zijn beroemde toespraak die hij eindigde met:  that government of the people, by the people, for the people, shall not perish from the earth. Dit zijn straffe woorden. Een regering van het volk, door het volk, voor het volk. Een monarchistische filosofie is hier duidelijk niet op zijn plaats.

Maar hebben de Amerikanen dan geen behoefte naar een figuur die ze overstijgt en naar wie ze willen opkijken? Jawel: hun president zelf. Ironisch genoeg.

De president van de Verenigde Staten fungeert als het staatshoofd van de Verenigde Staten van Amerika. De president is het hoofd van de uitvoerende macht en opperbevelhebber van het militaire apparaat. De president wordt gekozen voor een termijn van vier jaar en kan slechts eenmaal worden herkozen.

Stel je voor dat het koningshuis om de vier jaar moet aftreden en er een nieuw moet worden geïnstalleerd…

Het Amerikaanse presidentschap is niet ceremonieel, zoals moderne koningen dat voor het grootste deel van hun leven zijn. Het kent een aantal machten die duidelijk in de richting van oppermacht en dus een overstijgend symbool gaan. We gaan te rade bij Wikipedia:

De grondwet van de Verenigde Staten kent aan de president een aantal machten toe, in Artikel II:
De president is bevelhebber van het leger en de marine van de Verenigde Staten en van de milities van de verschillende staten als ze optreden in dienst van de Verenigde Staten.
Hij mag de leidinggevende ambtenaren en officieren van de federale departementen opdragen hun opinies over het besturen van hun departementen op schrift te stellen en aan hem te zenden.
Hij mag veroordeelden van federale misdrijven gratie of uitstel van executie verlenen, zolang het niet een veroordeling betreft waardoor een federale ambtenaar uit zijn ambt gezet wordt (in geval van veroordeling had Bill Clinton zichzelf bijvoorbeeld geen gratie kunnen verlenen).
Met instemming van twee derde van de aanwezige senatoren mag de president verdragen sluiten uit naam van de Verenigde Staten.
Hij mag ambassadeurs, ministers en consuls, raadslieden van het Amerikaanse Hooggerechtshof en alle andere officieren en ambtenaren van de Verenigde Staten aanstellen. Hun benoemingen moeten echter wel door de Senaat worden goedgekeurd. Deze macht is verder beperkt doordat het Amerikaans Congres bij wet kan beslissen dat bepaalde ambtenaren en officieren niet door de president, maar door de rechterlijke macht of de hoofden van de departementen aangesteld kunnen worden. Daarentegen kan het Congres ook beslissen dat bepaalde aanstellingen van de president niet door het Congres goedgekeurd hoeven te worden.
Als er een vacature te vervullen is als de Senaat niet in zitting is, mag de president een tijdelijke aanstelling plegen zonder goedkeuring; deze aanstelling blijft van kracht tot het volgende reces van het Congres.
Hij mag, in bijzondere omstandigheden, het Congres bijeen roepen voor een bijzondere zitting. Of een van beide huizen. En in zo'n geval mag hij ook, als in het Congres onenigheid bestaat over wanneer ze uiteen zullen gaan, de vergadering ontbinden.
Van tijd tot tijd moet de president het congres informeren over de toestand van het land (de bekende State of the Union). Bij die gelegenheid mag hij nieuwe wetgeving voorstellen.
Daarnaast is de officiële macht van de president later uitgebreid door het 25e amendement: naast officieren en ambtenaren, mag de president ook een nieuwe vicepresident aanstellen als daar een vacature voor bestaat.

De feitelijke macht van de president

Hoewel het uit zijn grondwettelijke bevoegdheden wellicht niet zo klinkt, is de president zonder enige twijfel de machtigste man van de Verenigde Staten. Sinds het opstellen van de grondwet is zijn macht stelselmatig uitgebreid, hetzij door nationale wetgeving, hetzij door het in gebruik raken van bepaalde handelingen van de president.
Hoewel de wetgevende macht volgens de grondwet van de Verenigde Staten volledig bij het Congres ligt, heeft de president een enorme vinger in de pap. Hij mag het Congres natuurlijk voorstellen doen tijdens zijn State of the Union-voordrachten, maar daarnaast is het ook in gebruik geraakt dat de president altijd voorstellen voor nieuwe wetgeving mag doen. Een duidelijk voorbeeld hiervan was de oprichting van een geheel nieuw ministerie in 2002, het Department of Homeland Security. Dit ging geheel op initiatief van president George W. Bush.
Ook indirect heeft de president de macht om wetgeving in te brengen: hij is namelijk zo invloedrijk, dat hij altijd wel een afgevaardigde of senator kan vinden die voor hem wel een wetsvoorstel in wil dienen.
Daarnaast heeft de president ook wetgevende macht in omgekeerde richting: de president mag een
veto
uitspreken over alle wetsvoorstellen die door het Congres gekomen zijn, zolang het geen grondwetswijziging betreft. Wel kan het Congres dan toch de wet erdoor drukken met een twee derde meerderheid in beide huizen, maar dat is vaak moeilijk te bereiken in de sterk gepolariseerde sfeer van het Congres.
Ook beschikt de president over een onofficieel veto, dat eruit bestaat dat hij alle wetgeving moet ondertekenen voordat deze ingaat. De president kan wetgeving onbeperkt tegenhouden door het voorstel niet te ondertekenen maar het in een la te schuiven en onder te laten stoffen. Ook hier geldt echter dat het Congres een dergelijk veto kan doorbreken door het voorstel opnieuw goed te keuren.
Naast echt wetgevende invloed, mag de president per decreet bestuurlijke besluiten uitvaardigen die niet onderhevig zijn aan instemming van het Congres. Deze decreten heten "presidential orders" en zijn vergelijkbaar met de Nederlandse en Belgische Koninklijk Besluiten. De orders hebben een status gelijk aan wet, maar er gelden wel enige beperkingen. Om te beginnen mogen deze decreten niet in strijd zijn met de grondwet of federale wetgeving - de macht van het Congres gaat altijd voor. Ook de uitspraken van het Hooggerechtshof (dat zijn namelijk officiële verklaringen van de betekenis van de wet) mogen niet met de voeten getreden worden. De macht van de president om decreten uit te vaardigen ligt niet expliciet vast in een wet, maar wordt geacht voort te vloeien uit Artikel II van de Amerikaanse grondwet waarin staat dat de president moet toezien op het naleven van de wet. Als gevolg van een uitspraak van het Hooggerechtshof in de jaren 1950 is het dus eigenlijk de bedoeling dat een decreet bestaat ter verduidelijking van een bestaande wet en niet onafhankelijk kan bestaan. De meeste decreten sinds die tijd noemen dan ook de wetten waarop ze gebaseerd worden geacht. Er is echter aanhoudende kritiek dat veel presidenten het systeem misbruiken door decreten uit te vaardigen die nauwelijks te maken hebben met de genoemde wetgeving en zo stiekem wetten maken.
Een decreet is duidelijk minder standvastig dan een wet. Niet alleen kan een besluit van Congres of Hooggerechtshof een decreet doorkruisen, ook kan een decreet altijd herroepen worden door de president of een latere president. Decreten worden dan ook weinig gebruikt door presidenten die iets op de lange termijn willen bereiken en worden ook meestal gericht aan ministeries voor intern gebruik en niet aan het grote publiek. Toch bestaan hierop uitzonderingen, zoals het decreet van
George W. Bush dat het mogelijk maakt federale gelden voor uitkeringen te verstrekken via kerkelijke organisaties en niet via seculiere wegen.
Volgens de grondwet kan alleen het Congres de Verenigde Staten in oorlog verklaren met een andere staat en moeten de Amerikaanse strijdkrachten dus thuis blijven totdat het Congres anders verklaart. De president heeft echter bij wet de bevoegdheid gekregen om de strijdkrachten in te zetten voor korte, militaire acties (maximaal 90 dagen) zonder voorafgaande toestemming van het Congres. Op grond hiervan is het Amerikaanse leger onder Ronald Reagan in actie gekomen in Grenada, onder George H.W. Bush tegen Irak (in de Golfoorlog) en onder Bill Clinton in Soedan en onder George W. Bush in Afghanistan. Het Congres gaf voorafgaande goedkeuring aan inzet in Irak onder George W. Bush, maar ook hiervoor werd geen oorlog verklaard.
Daarnaast zijn een groot aantal presidenten (al dan niet met instemming van het Congres) onder een oorlogsverklaring uit gekomen door andere constructies; de Amerikaanse militaire inzet in
Vietnam tussen 1962 en 1975 was bijvoorbeeld officieel geen oorlog maar het inzetten van "militaire adviseurs" ter "ondersteuning van de gevechtshandelingen van het Zuid-Vietnamese leger".
De president kan in ieder gedeelte van de Verenigde Staten de noodtoestand uitroepen. Hierdoor kan hij federale gelden vrijmaken om in dat gebied in te zetten.
Sinds de jaren 1980 maken presidenten steeds meer gebruik van mediaoffensieven om onofficiële invloed uit te oefenen. Optredens in praatprogramma's, op televisie uitgezonden verklaringen en persconferenties, de wekelijkse radio-uitzending, publicaties van het Witte Huis en ook toenemend gebruik van het Internet als communicatiemedium zijn, naast speeches voor besloten gezelschappen, toenemend middelen voor de president om het volk te bereiken en invloed uit te oefenen.

Daarnaast oefenen presidenten ook altijd langdurige invloeden uit via hun benoemingen van ambassadeurs en rechters, die vaak lang na het aflopen van de ambtstermijn van de betreffende president nog in functie zijn. Hetzelfde geldt voor benoemingen op strategische posities als de voorzitter van de Federal Reserve.
Dat zijn geen taken voor een koningshuis. Ze worden dus overgenomen door verschillende burgerlijke instanties in Nederland en België. Dit leidt tot versnippering van macht en gekibbel bij de beleidsvorming. België, met zijn ingewikkelde federale structuur, heeft weinig baat aan zijn koning. Die mag trouwens zich niet in de landelijke politiek mengen.
Het Amerikaanse leiderschap is een milde dictatuur (de president kan worden afgezet indien nodig) waarbij hij als belangrijkste figuur boven het politieke gekibbel en machtsstrijd staat, zoiets als een menselijke totempaal. Hij beantwoordt aan de behoefte naar universeel leiderschap. En omdat hij er hard voor werkt wordt hij ook hoger aangeslagen door de bevolking, zelfs als hij wat te menselijke trekken vertoont.
Amerikanen zullen sommige van hun presidenten kritiseren en misschien eisen om aftreding zoals dat twee keer is gebeurd (de laatste was Nixon), maar geen enkele zal de monarchie verkiezen ter vervanging van het Amerikaanse Presidentschap. Ze zullen nog eerder religieuze leiders kiezen, die ongevaarlijk zijn voor het voortbestaan van de Republiek.
Het is duidelijk dat de monarchie ten opzichte van het Amerikaanse presidentschap het gehalte aan kwaliteit, populariteit en reden van bestaan niet kan halen. Het blijft een ondermaatse instelling die zijn tijd heeft gehad en enkel een gulzige greep in de schatkist doet.




Zonder de monarchie valt België uiteen, is een veelgebruikt cliché. Maar België stevent af op een jaar lang regeren zonder parlement, spijts de talloze onderhandelingen en aanstellingen van informateurs. De koning slaagt er niet in om de eenheid tussen de gemeenschappen te stimuleren of zelfs te bewaren. Zijn taak heeft tot dusver geen resultaten opgeleverd. Als het land bijeengehouden wordt zal dat niet door de monarchie zijn  maar door de onderdanen zelf. Anders gezegd: door de democratische wil. Nog anders gezegd: door de moed en bereidheid van de politieke partijen die de verkiezingsuitslagen ernstig nemen.
De clichés
Dit is twijfelachtig. Beide naties zijn Europees van karakter. De Europese landen zijn historisch gevormd door monarchieën en door onderlinge huwelijken en familiale verbanden bijeengehouden. De oude grenzen zijn voor het grootste deel nog altijd intact. Ook de mentaliteit is overeind gebleven, zelfs nadat de oude huizen afgezet werden. De Europese Unie regeert autocratisch en houdt geen rekening met de belangen en betrachtingen van demografische minderheden. De Unie wordt bovendien gehinderd door nationale obstakels waardoor geen eenvormig beleid gevoerd kan worden. België is een typisch voorbeeld van een politiek opgelegde structuur waarbij verschillende volksgroepen verplicht met elkaar moeten samenleven en hun eigenheden ondergeschikt moeten maken. Het symbool dat ze aan elkaar moet binden is het koningshuis. Of zou dat moeten zijn.
Het presidentschap naar Amerikaans model zal onze lage landen eerder afschrikken. Het is te radicaal voor Nederlanders, Vlamingen en Walen. Amerika blijft voor ons het land van de corporate firms, die een machteloze overheid domineren. We associëren de verkiezingscampagnes met het grote geld en het presidentschap als een afgekochte positie in ruil voor in achterkamers afgesproken deals. De monarchie kost meer maar is beter bestand tegen verleidingen dankzij haar onschendbaarheid en onpartijdigheid.
Maar is dat ook  zo? De Nederlandse en Belgische monarchieën hebben bijvoorbeeld innige banden met de staatsreligiën en zijn ook niet wars zijn om met het grote geld deals te sluiten.
De hamvraag is echter: kunnen Nederland en België republieken worden naar Amerikaans model?
Continuïteit. De bedoeling van een koningshuis is het afleveren van staatshoofden op basis van bloedverwantschap. Maar genen hebben een eigen leven. Het lukt niet altijd. Van de 5 Belgische koningen plus 1 regent werd de rechte lijn  niet minder dan drie maal onderbroken. Albert I was een neef van Leopold I, regent Karel was de broer van Albert I en Albert II was de broer van Boudewijn I.  
Rolmodellen. We zien de monarchie als het model waaraan we ons willen spiegelen. Als we onze koningen eens doorlichten, blijken de rolmodellen nogal gammel. Even doorlichten.
Uitstraling. Onze koningen zijn niet bepaald moeders mooiste. Vooral niet sinds de uitvinding van het fototoestel. Leopold I was al vroeg kaal wat hij onder zijn pruiken verborg. Leopold II liep mank en had een lange neus. Albert I was erg bijziend en zag er wat sullig uit. Leopold III had een kille, aristocratische uitstraling. Boudewijn I zag eruit alsof hij constant aan constipatie leed. Albert II lijdt sinds hij koning werd aan de Coburgse ziekte, verlegenheid en onzekerheid, wat zijn fysische uitstraling geen deugd doet.
Beleid. De dynastie is niet bekend om zijn intelligente aanpak van de typische Belgische problematiek. De politieke blunders stapelen zich op sinds Leopold I besloot dat de voertaal aan het hof en de overheid Frans moest zijn. Enkel van Albert II horen we niet dat hij gewoon is thuis Frans te spreken. Maar de Vlamingen weten beter. Het hof zal altijd Frans blijven en dus ook de entourage en de Belgische high society. Het verwondert ons dan ook niet dat de Franstaligen zich meer met het Huis verbonden voelen dan de Vlamingen.
Internationaal aanzien. Het is niet onze monarchie die België op de wereldkaart heeft gezet. Door een hardnekkige politiek van neutraliteit te volgen bleef België het tegenstribbelende onderdeurtje van de omliggende naties. Niet dat het koningshuis zich daarbij het belgicisme aanmat. De eerste vier koningen bleven met het ene been aan hun Duitse afkomst hangen. Leopold III sympathiseerde met Hitler en het naziregime. Vanaf Boudewijn I werden de roots definitief doorgeknipt, zij het dan onder politieke druk. Dit leidde er echter toe dat het koningshuis vanaf dan politiek inert werd waarbij hun privéleven zorgvuldig afgeschermd werd.
Internationale betrekkingen. Omdat het protocol dat vereist, moet de koning zijn opwachting maken bij andere staatshoofden, ook als die de mensenrechten schenden. Het wemelt van de dictators met wie onze koning(en) bevriend waren/zijn. Er zijn ook aanwijzingen dat het Huis sommigen financieel bijstond (Chili, Spanje, Kongo).
Christelijke voorbeelden. Hier scoren onze koningen goed. Misschien is dat de belangrijkste reden waarom ze bij het volk geliefd blijven. Ze fungeren als voorbeelden van hoe het moet. Boudewijn I was hierbij de kampioen. Hij was een enthousiaste fan van Opus Dei, net zoals Albert II nu.
Nationale voorbeelden. Je kunt onze mannelijke monarchen moeilijk rolmodellen voor hun volk noemen. Hun biografieën wemelen van de ontucht, overspel en buitenechtelijke kinderen. Alleen Boudewijn I, de koningkwezel, ontsnapt daaraan. Hij is niet bepaald de grote charmeur. Zelfs zijn koninklijke gade, Fabiola, werd uitgekozen door de Kerk. Voor de vrouwelijke rolmodellen is de toestand zelfs dramatisch te noemen. De koninginnen en de prinsessen worden uitgekozen op basis van hun adellijke afkomst en niet van hun intelligentie en inleefvermogen in het volk. Ze blijven zedig op de achtergrond, verbijten dat hun echtgenoten goede sier maken en lijken te dom om behoorlijk Nederlands te leren. Hun taak is broedmachine te zijn.  Hun interesses lijken zich eerder op modehuizen en de omgang met de jetset te richten. Het is dan ook geen wonder dat emancipatie in België niet gestimuleerd werd.

Heeft het volk dat niet door? Hoe zit het met de houding van de natie ten opzichte van de monarchie? We onderzoeken hoe de vertegenwoordigers van het Belgische volk met de wil van hun kiezers omspringen.
CD&V (katholiek) blijft voorstander van een parlementaire democratie met een koning als staatshoofd, waarbij diens politieke inzet heel beperkt is. Het is positief dat een staatshoofd boven de partijen en de taalgemeenschappen kan staan en een groot moreel gezag uitstraalt; voor CD&V is dit een verrijking van de democratie. Dit is de typische dooddoener die we al besproken hebben.
Vlaams Belang (Vlaams-nationalistisch) is radicaal tegen. Ze vindt het een ondemocratisch staatsvorm. De koning krijgt zijn functie niet door enige verdienste of door de keuze van het soevereine volk, maar door het toeval. De Belgische monarchie is bovendien anti-Vlaams. De monarchie is een instrument om de macht van de Franstaligen te bestendigen en om de Belgische staat te doen overleven.
Open VLD (liberalen) is niet tegen, maar wil meer democratie in de parlementaire monarchie en dus de invloed van het koningshuis beperken.
SP.a (socialisten) wil het koningshuis een andere invulling geven. De koning mag enkel ceremoniële functies vervullen. De politieke macht van de koninklijke familie moet beperkt worden. Er is ook nood aan meer transparantie bij de werking van het koningshuis.
LDD (rechts liberaal) pleit niet voor de afschaffing maar wil dat de koningskinderen hun geld zelf verdienen, naar analogie met de Nederlandse prinsendom.
Groen! (linkse milieupartij) wil net zoals SP.a dat de koning geen politieke macht mag uitoefenen.
N-VA (Vlaams-nationalistisch) opteert voor de republiek

De verkiezingen van 2010 hebben de N-VA een flinke vinger in de pap gegeven. Maar zoals het er nu voorstaat, is het twijfelachtig dat ze de macht naar zich toe kunnen halen.
Eerst en vooral zal de koning weigeren om ministers te benoemen die de republiek voorstaan. Hij wordt daarbij gesteund door de Franstaligen. Die willen de Belgische eenheid behouden, hoewel ze zelf niet goed weten hoe het verder moet. Want de Vlaamse leeuw is wakker geschoten en brult af en toe. Laten we onze Franstalige familieleden even doorlichten.

PS (socialisten) wil België als grondwettelijke monarchie houden, hoewel  ze bereid zijn om de macht van de monarchie in te krimpen.
Ecolo (milieu) wil de politieke macht van de koning afschaffen.
CDH (katholiek) is niet van plan voorlopig iets aan de toestand te veranderen.
MR (liberalen) is tegen de protocollaire monarchie, want anders hebben we geen monarchie meer nodig.
FDF (Brussels centrumrechts) blijft het vorstenhuis trouw.

De royalistische Franstaligen worden daarbij gesteund door enquêtes: politici lieten onlangs in De Standaard en La Libre uitgebreid hun licht schijnen op de Belgische monarchie: hoe denkt de gemiddelde Belg over het koningshuis?
Ruim zes op de tien Belgen willen de monarchie behouden. Maar de regionale verschillen zijn aanzienlijk. Terwijl in Franstalig België drie kwart van de ondervraagden het koningshuis steunt, is dat in Vlaanderen ruim de helft. Het aantal Vlamingen dat een monarchie niet langer nodig vindt, is dubbel zo groot als in Franstalig België.
Als gevraagd wordt in welke richting onze monarchie moet evolueren zijn de verschillen tussen Vlamingen en Franstaligen nog veel groter. Er zijn een pak meer Vlamingen die de macht van de monarchie liever zien af- dan toenemen. Bij de Franstaligen is een omgekeerde tendens vast te stellen.
Walen dichten monarchie minder macht toe. Bijna de helft van de Belgen (49%) heeft de indruk dat de koning vandaag nog een beetje of veel politieke macht heeft. 42 procent denkt dan weer dat Albert geen enkele greep meer heeft op de Wetstraat. Opmerkelijk is dat de Walen en de Brusselaars de koning minder macht toedichten dan Vlamingen. Volgens 48 procent van de Walen en 45 procent van de Brusselaars heeft de koning geen macht. Bij Vlamingen is dat slechts 39 procent.
Vlamingen willen de macht van de koning afbouwen. Er zijn net iets meer Belgen die willen dat de macht van de koning wordt verminderd (27%) dan er zijn die willen dat zijn macht toeneemt (26%). Achter die cijfers gaan grote regionale verschillen schuil. Slechts 17 procent van de Vlamingen vindt dat het Paleis meer te zeggen moet krijgen. In Brussel is dat 31 procent en in Wallonië zelfs 42 procent. 37 procent van de Vlamingen wil een koning met minder macht. In Wallonië en Brussel is dat respectievelijk 11 en 13 procent. Opmerkelijk is het grote aantal Belgen zonder mening over dit onderwerp. In Vlaanderen antwoordt een op de drie dat hij/zij het niet weet. In Wallonië is dat 37 procent en in Brussel loopt dat zelfs op tot 44 procent.
Meerderheid Belgen voor behoud monarchie. Ruim zes op de tien Belgen (62%) willen de monarchie behouden. Voor een kwart mag die gerust verdwijnen. In Franstalig België krijgt het koningshuis de steun van bijna drie kwart van de ondervraagden, terwijl dat in Vlaanderen maar 54 procent is. In Vlaanderen is bijna een op de drie voor een afschaffing, in Franstalig België een op de zes. Als gevraagd wordt of de monarchie een element van stabiliteit is voor ons land, zijn de antwoorden nagenoeg identiek.
Alleen Vlamingen vinden dat koning met pensioen mag. Ongeveer de helft van de Belgen (51%) vindt niet dat koning Albert staatshoofd moet blijven tot aan zijn dood. Vlaanderen is de enige regio waar meer dan de helft (56%) van de ondervraagden vindt dat de koning niet tot het bittere einde moet doorgaan. In Wallonië en Brussel is dat respectievelijk slechts 43 en 39 procent. Vier op de tien Franstaligen willen dat hij wel tot aan zijn dood aanblijft. In Vlaanderen is dat slechts 27 procent.

Misschien zal de koning uiteindelijk nog enkel een ceremoniële functie moeten bekleden, als de eenheid van het land behouden wil blijven. In Zweden is dit al het geval sinds 1975. Daar is de koning een veredelde lintjesknipper. Blijkbaar kan het dus. De dotaties blijven dan wel doorlopen.

In Zweden en Spanje krijgt enkel de koning een dotatie. De Zweedse 4,5 miljoen euro (of 0,56 euro per inwoner) en de Spaanse 8,4 miljoen euro (of 0,18 euro per inwoner). Ze hoeven daarbij geen hofhouding te voeren.

Toch zonder koning?

De Belgische paradox: nu we dringend een leider nodig hebben, een van het kaliber van een dictator (lees de voordelen in onze blogbijdrage DE LEIDER), blijkt dat de koning met de handboeien aan op zijn troon zit. Hij mag van de Belgen geen leiding aan het land geven, ook niet als het land onregeerbaar is. Wat een kloteregeling is dat?

En toch zien de Belgische politici dit niet als een probleem. Ze hebben er tenslotte baat bij om het zo te houden. Hun eigen positie komt dan niet in het gevaar. Dus de koning is uitgesloten. Sterker nog: ze vragen zich af of zijn tussenkomsten niet louter ceremonieel kunnen zijn. Kunnen zijn al zo sterk verminderde taken worden overgenomen door een partijpolitieke leider? Er wordt daarbij vooral gedacht aan het ondertekenen van wetten en het aanstellen van informateurs en formateurs bij de regeringsvorming. Dat zou bijvoorbeeld door een parlementsvoorzitter kunnen gebeuren.
Zo zou men een grondwettelijke crisis zoals in 1990 kunnen vermijden. Toen werd Boudewijn tijdelijk ‘in de onmogelijkheid verklaard om te regeren’, omdat hij de abortuswet niet wou ondertekenen. Het was dan uiteindelijk de voltallige regering van premier Wilfried Martens die de wet in de plaats van de koning ondertekende.
Om de macht van de koning nog verder in te perken moeten voor de verkiezingen een aantal grondwetsartikelen door het parlement voor herziening vatbaar verklaard worden. Deze grondwetsartikelen moeten door de regering in unanimiteit goedgekeurd worden. Na de verkiezingen moet er dan een tweederde meerderheid gevonden worden, zowel in Kamer als Senaat. En de laatste fase, maar minst evidente, is de ondertekening door de koning zelf.
Wil de koning in zijn politieke invloed beperkt blijven, dan zal de grondwet herschreven moet worden. Nu staat er immers in de tekst van de inauguratie:
Ik zweer dat ik de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, ·'s lands onafhankelijkheid handhaven en het grondgebied ongeschonden bewaren.
Vooral dit laatste vormt het grote probleem. Vlamingen vinden dat Brussel bij Vlaanderen hoort, in plaats van als een Franstalige olievlek het vlakke land te besmeuren. Maar als Brussel inderdaad bij Vlaanderen ingelijfd wordt, zal de koning zijn veto stellen en hij zal bijgestaan worden door het gewest Brussel en de Franstalige gemeenschap. Want dat betekent tenslotte dat het grondgebied geschonden is.

Hoe zit het trouwens met de fameuze macht van de koning?
De koning heeft twee functies met politieke draagkracht. Enerzijds is hij de derde tak van de wetgevende macht omdat hij nieuwe wetten moet ondertekenen en bekrachtigen. Anderzijds wordt er op de vorst altijd een beroep gedaan in periodes van politieke crisis en regeringsvorming. De eigenlijke regering is in handen van de ministerraad, samengesteld uit de federale ministers.

De koning beslist over de ministerraad.

Wat doet de ministerraad? Uiteindelijk worden daar, aan de ovale tafel, de beslissingen genomen op federaal vlak. Het ganse democratisch proces berust dus in de handen van 15 ministers. 
Definitie van de minister: Een minister is een persoon die deelneemt aan de regering van een land, en die over het algemeen ook leiding geeft aan een ministerie. De minister-president of premier is de voorzitter van de ministerraad.
De ministers en staatssecretarissen kunnen niet benoemd worden als ze niet zweren dat ze de koning trouw zullen zijn, de grondwet gehoorzamen en de wetten van het Belgische volk naleven. Het is de koning die bepaalt hoe de ministerraad samengesteld is.
Een staatssecretaris is in België een politieke functionaris binnen het landsbestuur.
Een staatssecretaris heeft een eigen beleidsterrein, legt zelf verantwoording af tegenover het parlement en is lid van de Belgische regering. Het overleg in de ministerraad wordt door de staatssecretaris alleen bijgewoond als het eigen beleidsterrein aan de orde is. De staatssecretaris heeft in de ministerraad geen stemrecht.

Hebben we in dit kleine land met zijn drie parlementen en evenveel ministerraden ook nog staatssecretarissen nodig? Een blik op het huidige pakket leert ons een verrassend antwoord.

De federale ministers van de aflopende zaken, die met het vingertje voor de koning stonden en plechtig hun belofte van trouw aframmelden zijn:
Yves Leterme (CD&V) Eerste Minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid
Steven Vanackere (CD&V) Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen
Michel Daerden (PS) Minister van Pensioenen en Grote Steden
Pieter De Crem (CD&V) Minister van Landsverdediging
Vincent Van Quickenborne (Open VLD) Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
Didier Reynders (MR) Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
Joëlle Milquet (CDH) Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid
Stefaan De Clerck (CD&V) Minister van Justitie
Paul Magnette (PS) Minister van Klimaat en Energie
Annemie Turtelboom (Open VLD) Minister van Binnenlandse Zaken
Laurette Onkelinx (PS) Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
Guy Vanhengel (Open VLD) Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting
Sabine Laruelle (MR) Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
Inge Vervotte (CD&V) Minister van Ambtenarenzaken en  Overheidsbedrijven
Olivier Chastel (MR) Minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken


CD&V: 5
MR: 3
PS: 3
CDH: 1
Open VLD: 3
Vlaamse partijen: 9
Franstalige partijen: 6
Totaal: 15

2 van de 3 spilposten zijn in de handen van de Vlamingen. Of dat het gevolg is van electorale verdiensten of gewoon de right man on the right place, laten wij in het midden.

Nu op naar de staatssecretarissen

Etienne Schouppe (CD&V) Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister
Melchior Wathelet (CDH) Staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de Minister van Begroting
Staatssecretaris voor Migratie -en asielbeleid, toegevoegd aan de Minister belast met Migratie- en asielbeleid, en wat de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid betreft, toegevoegd aan de Eerste Minister
Staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de Minister van Werk, en wat de aspecten inzake personen- en familierecht betreft, toegevoegd aan de Minister van Justitie
Staatssecretaris voor de Federale Culturele Instellingen, toegevoegd aan de Eerste Minister
Carl Devlies (CD&V) Staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de Eerste Minister, en Staatssecretaris, toegevoegd aan de Minister van Justitie
Jean-Marc Delizée (PS) Staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
Bernard Clerfayt  (MR) Staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de Minister van Financiën


CD&V: 2
PS: 1
MR: 1
CDH: 1
Vlaamse partijen: 2
Franstalige partijen: 3
Totaal: 5

Wat leren we hieruit? Eerst dat ministers en staatssecretarissen overlappende taken hebben, in elkaars vaarwater lopen en dus tegenstrijdige beslissingen kunnen nemen. Alle taken van de staatssecretarissen worden al behandeld door de ministers en kunnen dus gewoon worden overgenomen, zodat de efficiëntie vergroot wordt en de kostprijs van al die departementen vermindert. Waarom dus die overtolligheid?
Als we het totaalbeeld van ministers en staatssecretarissen samentellen, krijgen we een typisch Belgische uitslag:

Ministers en staatssecretarissen samen:

CD&V: 7
MR: 4
PS: 4
CDH: 2
Open VLD: 3
Vlaamse partijen: 10
Franstalige partijen: 10
Totaal: 20

De Franstaligen krijgen evenveel beleidsposten als de Vlamingen.  Geen wonder dat de Franstalige minderheid  met de Vlamingen de vloer aanveegt! Maar ja, die hebben het zo gewild.

Politiek gekonkel op democratisch niveau. Nu terug naar de koninklijke machten.

Zwarte lijst. Het is de koning die een informateur aanstelt of een formateur benoemt. Hij kiest welke politici en partijen hij raadpleegt en uitnodigt voor een gesprek, en welke niet… Volgens Leo Tindemans, CD&V’er en minister van staat, hanteert het paleis zelfs zoiets als een ‘zwarte lijst’. Met andere woorden: de koning doet aan politiek.

Welkom in de club / Bienvenus au club. De monarch heeft nog een troef in handen: het kwistig uitdelen van adellijke titels. België telt 30.000 adellijke titels, dat jaarlijks aangroeit met o.a. nieuwe baronnen en baronessen (en dus ook dier kinderen, die jonkheer en jonkvrouw worden). De lichtingen gaan van populaire zangers en fietskampioenen tot wetenschappers en kunstenaars. Deze geschenkenregen is bepaald niet bevorderlijk voor het democratisch proces. Hij voegt verdienstelijke personen toe aan een vermolmde aristocratie dat zijn gehechtheid aan koning, kerk en kapitaal hoog in het vaandel voert en voor de rest niets of weinig nuttige inbreng in de samenleving doet. Al die verse barons stemmen erin toe dat bloedverwantschap belangrijk is om te slagen, hoewel ze hun verdiensten zonder de hulp van de monarchie hebben gerealiseerd.

Kan de koning uit zijn grondwettelijke rechten ontzet worden?

Stel dat een partij zoveel succes heeft dat ze verkiezingen wil afdwingen. Maar enkel de koning kan beslissen of die er moeten komen. Hij zal zich dus tweemaal bedenken voor hij een republikeinse partij haar electoraal succes laat uitbuiten. Dat is tenslotte zelfmoord. De enige manier is dus een coup d'état, iets wat in het nuchtere België nauwelijks aan bod kan komen. Voor de inleidende gesprekken plaats grijpen is er bovendien een tweederde meerderheid van alle Belgische partijen nodig. Dit is twijfelachtig. De Vlaamse conservatieven en de meeste Franstaligen zullen dit boycotten. De enige oplossing zou dan zijn dat de monarchie enkel nog op zijn Scandinavisch kan voortbestaan. Maar de koning zelf moet akkoord zijn, want hij moet de wet immers ondertekenen. Het laat zich inzien dat hij dit zal weigeren. Hoe moet dat dan verder?
Opnieuw dus een beroep doen op artikel 79? Ja, dan kun je dat evengoed blijvend maken en de monarchie gewoon afschaffen op basis van onbekwaamheid of grondwettelijk machtmisbruik.
Het ziet er dus naar uit dat het Belgische koningshuis nog lang zal regeren, vooral sinds ook de prinsessen staatshoofd mogen worden. Er is genoeg voorraad om de monarchie verder te zetten (16 kandidaten!)
België zal blijven bestaan zolang het Huis bestaat.
Je kunt deze bijdrage ook downloaden en afdrukken.